Het hert, olieverf op doek, 2020, 120 cm x 160 cm

 

Een schok, de ogen van een hert,

Een toegang tot zijn ziel, angstig en nieuwsgierig.

Ik keek erin en werd een hert.

Mijn ziel, zijn ziel, één en dezelfde geest.

Verbazing omarmde me, tegelijkertijd onbehagen.

Kan ik dit aan, zoveel grootsheid.

Ik keek omhoog, ik was de bomen, de bladeren, de wolken.

Ik ritselde als een blad in de wind, een eindeloze deining.

Ik was niet alleen. Ik was alles.

Later in een disco tent, een muur van geluid,

Johnie de Selfkikker. Zijn gedicht werd ongrijpbaar,

Beelden vervlogen, mijn zicht werd kleur, alles werd kleur,

Bewegende beelden die ronddansten.

Een parallelle wereld, onbekend en onverkend.

 

A shock, the eyes of a deer,
An entrance to his soul, anxious and curious.
I looked into it and became a deer.
My soul, his soul, one and the same spirit
Amazement embraced me, unease at the same time.
Can I handle this, so much grandeur.
I looked up, I was the trees, the leaves, the clouds.
I rustled like a leaf in the wind, an endless swell.
I was not alone. I was everything.
Later in a disco tent, a wall of sound,
Johnie the Selfkikker. His poem became elusive,
Images flew, my sight turned color, everything turned color,
Moving images that danced around.
A parallel world, unknown and unexplored.